11 juli 2017
Kwestieuze aanbesteding
Deze keer nemen we een actuele, nog lopende, aanbesteding onder de loep, met het verzoek aan de lezers van de column hierop te reageren. Die reacties willen we in de Codecommissie goed bestuderen, zodat we de ideeën en meningen uit het veld in de actualiteit kunnen meenemen.
Het gaat om een stichting die onderwijs verzorgt in Zuid Holland, die met behulp van een adviesbureau een schoonmaakaanbesteding in de markt heeft gezet, waarover wij zeer recent een klacht kregen. Wat is de kern van de casus?
In de eerste plaats wordt een prijs-kwaliteitsverhouding van 55-45% gehanteerd, waarbij dan het onzes inziens beperkte percentage kwaliteit wordt gedefinieerd als het gemiddeld aantal uren inzet direct toezicht (15%) en een casus (30%), en dat zijn zeer bijzondere, onzes inziens onvoldoende valide, meetpunten voor kwaliteit. Bij deze methodiek zit er dus onvoldoende garantie voor een fatsoenlijke kwaliteit.
Ten tweede wordt indexering op basis van de kostenontwikkeling door CAO aanpassingen niet toegestaan; dat is zeer in tegenspraak met de bedoeling van de sociale partners en de AVV; het levert een voorspelbare margedruk op, die dan weer afbreuk doet aan de te leveren kwaliteit en tevens productiviteitsdruk opbouwt in de toekomst.
Ten derde worden de metingen en her-metingen op rekening van de opdrachtnemer uitgevoerd, verplicht af te nemen bij het adviesbureau dat de aanbesteding begeleidt. Omdat dit in de aanbestedingsstukken wordt vastgehecht is in dezen sprake van een ongewenste koppelverkoop ( waarvoor wij eerder een ander adviesbureau een gele kaart hebben gegeven). Het plaatst bovendien de opdrachtnemer in een ongewenste afhankelijkheidspositie t.o.v. het adviesbureau.
Ten vierde zien we dat boetes in geval van onvoldoende gemeten schoonmaakkwaliteit kunnen oplopen tot 25%, dat vinden wij absurd hoog en is ook een factor waarmee een onevenwichtigheid in de zakelijke verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer wordt ingebouwd.
Tenslotte nog een interessante uitdaging. Op basis van de geformuleerde gunningcriteria kan een ingediende “realistische” offerte ter zijde worden gelegd omdat twee aanbieders beiden een “onrealistische” offerte hebben ingediend en hierdoor beiden niet kunnen worden gediskwalificeerd. Dit is niet in het belang van de opdrachtgever, de medewerkers en het schoonmaakbedrijf.
Voor de goede orde: ook de opdrachtgever en het betrokken adviesbureau worden over deze aanbesteding benaderd zodat zij, zorgvuldig, de kans hebben om uiteen te zetten hoe zij één en ander hebben vormgegeven en om in te gaan op onze punten van kritiek, alvorens wij eventueel een waarschuwing of een gele kaart geven. Maar wij willen nu toch eens in de actualiteit zien hoe marktpartijen op deze casus reageren.
Wilt u reageren op deze blog of heeft u ideeën, suggesties of een andere mening? Mail deze dan naar: marktgedragschoonmaak@ras.nl